Inleiding

Het bewijsrecht is een belangrijk onderdeel van ons rechtssysteem. Immers, als een bepaalde partij stelt schade te hebben geleden door het toedoen of nalaten van een wederpartij zal deze een dergelijke stelling doorgaans moeten onderbouwen (bewijzen). De wet kent bepaalde uitzonderingen maar binnen het bestek van dit artikel zullen deze niet aan de orde komen.

Bewijsmateriaal

Uitgangspunt is derhalve dat de benadeelde partij dient te beschikken over bewijsmateriaal om zijn vordering te onderbouwen. Het kan voorkomen dat belangrijke informatie zich bevindt bij de wederpartij. De benadeelde partij heeft deze informatie nodig om zijn vordering te onderbouwen, maar de wederpartij weigert deze informatie te verstrekken. Op grond van de wet (artikel 843a Rv) is het mogelijk dat de benadeelde partij inzage vordert in bepaalde – nader te omschrijven – documenten.

De casus

In 2004 zijn ertswagons van een goederentrein ontspoord waarbij schade aan het spoor is ontstaan. De verantwoordelijke partij voor het onderhoud, hierna verder te noemen: “benadeelde”, van het spoor wenst de schade te verhalen op de exploitant van de goederentrein. In een hierop door de benadeelde gestarte procedure tegen de exploitant benoemt de rechter een deskundige die antwoord moet geven op de vraag of de schade aan het spoor is ontstaan door een gebrek aan de goederentrein.

De exploitant heeft met betrekking tot het ongeval een onderzoek laten verrichten door een externe partij. Hiervan is een rapport opgesteld dat de exploitant in haar bezig heeft. De door de rechtbank benoemde deskundige verzoekt vervolgens de exploitant om het rapport te overleggen, maar de exploitant weigert dit. De deskundige bericht omtrent deze weigering de rechter en ook deze oordeelt dat de exploitant gehouden is om het onderzoeksrapport – in het kader van de lopende procedure – te overhandigen aan de deskundige. Ook ditmaal weigert de exploitant.

Kort geding procedure naast lopende procedure

De benadeelde partij start vervolgens – buiten de lopende procedure om – een aparte kort geding procedure waarin wederom om afgifte van het rapport wordt verzocht op straffe van een dwangsom. In deze aparte procedure wordt de exploitant vervolgens veroordeeld om het rapport op straffe van een dwangsom te overleggen.

De exploitant stelt bij het gerechtshof te Amsterdam hoger beroep in tegen deze uitspraak omdat zij vindt dat er geen ruimte is voor een aparte kort geding procedure aangezien partijen reeds zijn verwikkeld in een lopende procedure. Immers, ook tijdens de lopende procedure kunnen partijen om inzage verzoeken.  Het gerechtshof stelt de exploitant in het ongelijk.

Hoge Raad

De exploitant legt vervolgens deze zaak voor aan de Hoge Raad. De vraag die aldus voorligt is of het mogelijk is om tijdens een reeds lopende procedure in een aparte kort geding procedure – op grond van artikel 843A Rv – om inzage te verzoeken in bepaalde bescheiden. De Hoge Raad oordeelt:

“Noch uit de tekst van art. 843a Rv, noch uit de totstandkomingsgeschiedenis van dit artikel vloeit voort dat voor toewijsbaarheid van de vordering tevens noodzakelijk is dat over de rechtsbetrekking waaromtrent afschrift van bescheiden wordt verlangd een procedure aanhangig is of naar verwachting zal worden gemaakt, dan wel dat een zodanige procedure, indien deze aanhangig zou worden gemaakt, in Nederland zal worden gevoerd.”

In een dergelijk kort geding procedure zullen wel alle relevante aspecten worden meegewogen, waaronder de omstandigheid dat reeds een procedure aanhangig is en het vereiste spoedeisend belang. Dit betekent dat – afhankelijk van de situatie – een kort geding procedure wellicht niet mogelijk is als er geen spoedeisend belang is. Indien hiervan wel sprake is, kan een kort geding procedure een effectief middel zijn om op straffe van een dwangsom alsnog inzage te vorderen van de betreffende bescheiden.

Conclusie

Het is mogelijk om tijdens een lopende procedure in een aparte kort geding procedure op grond van artikel 843A Rv inzage te vorderen in bepaalde bescheiden. Het voeren van een gerechtelijke procedure is maatwerk en vereist een duidelijke strategiebepaling. Het zal over het algemeen de voorkeur verdienen om –alvorens een gerechtelijke procedure wordt gestart –  de juridische positie te bepalen en desnoods op voorhand getuigen te laten horen of inzage te vorderen van bepaalde relevante bescheiden. Niet altijd zal voor een partij duidelijk zijn over welke bescheiden een wederpartij beschikt. Indien gedurende een procedure blijkt dat een wederpartij over relevante – voorheen nog niet beschikbare – bescheiden beschikt, zal aldus ook in een aparte kort geding procedure inzage kunnen worden gevorderd indien de wederpartij inzage weigert.